PRÉSENT - vertaling in Nederlands

dit
ce
ceci
cela
aanwezig
présent
disponible
présence
assister
fournis
existe
deze
présente
nu
maintenant
désormais
aujourd'hui
présent
actuellement
est
moment
pour l' instant
en train
onderhavig
présent
à l'examen
heden
présent
ce jour
aujourd'hui
actuellement
maintenant
actuelle
ici
voorliggend
présent
à l'examen
soumis
dusverre
présent
jour
ici
geschenk
cadeau
don
présent
huidige
actuel
présent
actuellement
courant
en cours
aujourd'hui

Voorbeelden van het gebruik van Présent in het Frans en hun vertalingen in het Nederlands

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Ecclesiastic category close
  • Official/political category close
  • Computer category close
  • Programming category close
Mais jusqu'à présent il n'y avait pas.
Maar tot dusver was er geen.
Tout y est présent pour votre confort.
Alles is voorhanden voor uw comfort.
Jusqu'à présent, les résultats se sont avérés bien maigres.
Tot dusver zijn de resultaten nogal mager.
Il existe à présent 393 relais EUROPE DIRECT.
Er bestaan momenteel 393 informatiecentra EUROPE DIRECT.
Le présent entre en vigueur le 1er mars 1999.
Dit besluit treedt in werking op 1 maart 1999.
Un présent pour célébrer ton retour.
Een geschenk om uw terugkeer te vieren.
Elle utilise le présent, elle mélange les temps.
Ze gebruikt tegenwoordige tijd, ze haalt het door elkaar.
Le Passé, Présent et Futur sont superposés et se croisent.
Het verleden, het heden en de toekomst worden toegevoegd en gekruist.
Elle reçut un présent de son copain.
Ze kreeg een cadeau van haar vriend.
Jusqu'à présent, je n'en ai aucun.
Tot dusver heb ik die niet.
Et nous savons que vous étiez présent, le soir où elle est morte.
En we weten dat U erbij was de avond dat ze stierf.
Et j'étais présent lorsque nous avons tué les bâtards qui l'ont fait.
En ik was erbij toen we de klootzakken ombrachten die dat gedaan hebben.
J'ai également un présent pour vous.
Ik heb ook een geschenk voor u.
Si je suis un présent, je dois être convenablement enveloppée.
Als ik een geschenk ben, behoor ik helemaal ingepakt te zijn.
Passé, présent et futur.
Het verleden, het heden en de toekomst.
puisqu'il n'était pas présent.
hij er niet bij was.
Vous affirmez ne pas avoir été présent?
En je beweert dat je er niet bij was?
Bien, peut être que vous avez raison-- vivez au présent.
Wel, misschien heb je het goed gedaan--leven in het moment.
Mais la Ligue est sûre d'une chose… Il a toujours été présent.
Maar één ding weet de League zeker, hij was overal bij.
Ou peut être un"présent.
Of misschien iets van nu.
Uitslagen: 34790, Tijd: 0.1031

Top woordenboek queries

Frans - Nederlands