Voorbeelden van het gebruik van Geintje in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Geintje, Ellen. Je weet
Rustig, ik maak een geintje.
Het is een geintje.
Het was geen geintje.
Nee, ik maak maar een geintje.
Je maakt een geintje, toch?
SPRINGFIELD ZIEKENHUIS Bart, jouw geintje heeft 10 miljoen schade veroorzaakt.
Geintje. Dat was niet serieus bedoeld.
Geintje. Alles rustig zoals altijd.
We maken maar een geintje.
Ja, als geintje.
Ik kocht het als geintje voor mijn nicht.
Maak je weer een geintje, Felix?
Ze maakt een geintje, toch?
Je maakt een geintje.
Geintje. Hier zit een knop.
Geintje. Je hebt veel kleren, toch?
Dat was gewoon een geintje.
Ik heb geen… Geintje.
Dat van dat konijn was een geintje, toch?