Voorbeelden van het gebruik van Moet thuis in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik moet thuis Carol alles beter uitleggen.
Hallo?- Marianne. Je moet thuis komen.
Ik moet thuis wat spullen ophalen
Ik moet thuis op Angela wachten.
Ik moet thuis zijn voor de gasten de drank stelen.
Ik moet thuis geraken.
Ik moet thuis zijn ze de drank stelen.
Ik moet thuis zijn voor m'n moeder thuis is.
Ik moet thuis zien te komen.
Ik voel me gevleid, maar ik moet thuis aan het eten beginnen.
Jij moet thuis zijn voor het geval hij opdaagt.
Je moet thuis gaan rusten.
Lk moet thuis zitten en hij moet mij onderhouden.
We moet thuis de consequenties aanvaarden.
Dus ik moet thuis blijven.
Pap, je moet thuis komen!
Dexter moet thuis gekomen zijn.
Ik moet thuis vragen of ik mag komen.
Marty moet thuis zijn.
Ik moet thuis gaan sporten.