Voorbeelden van het gebruik van Zeg het in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik zeg het zo maar.
Zeg het maar. Hoe gaat het? .
Zeg het niet tegen Michael.
Zeg het me of ik snij je hoofd af.
Zeg het nog een keer. Weet ik.
Zeg het gewoon. Ik?
Ik zeg het je, ze is fantastisch.
Zeg het tegen niemand, maar Kai vergiet graag bloed.
Goed, zeg het maar.
Ik zeg het alleen maar, voor haar rolstoel.
Zeg het maar hardop, Chase.
Zeg het me ik ben een en al oor.
Zeg het hardop, wat het ook is.
Wilma.- Zeg het, Fred.
Zeg het maar, Zekkie.
Ik zeg het geen tweede keer.
Ik zeg het tegen niemand!
Zeg het gewoon!
Ik zeg het alleen, de beschrijving… Zij was ook klein.
Zeg het nou. Ik hou het niet meer uit.