Voorbeelden van het gebruik van Zeg het nu in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Zeg het nu alsof je het meent.
Wat je ook te zeggen hebt, zeg het nu.
Goed, ik zeg het nu.
Kijk mij recht aan en zeg het nu.
Zeg het nu.
Misschien heb ik het niet vaak genoeg gezegd, maar ik zeg het nu.
Zeg het nu.
Zeg het nu, en ik zal je niet schieten.
Zeg het nu eens een keer zonder te knipogen.
Zeg het nu je nog leeft!
Ik zeg het nu echt voor de laatste keer.
Zeg het nu.
Zeg het nu.
Zeg het nu.
Zeg het nu. Zeg alles.
Zeg het nu gewoon.
Ik zeg het nu, toch?
Zeg het nu maar.
Ik zeg het nu.
Zeg het nu. Zeg het. .