ERLEDIGEN - vertaling in Nederlands

• doen
• regelen
• afhandelen
• afmaken
• uitschakelen
• pakken
• neerhalen
• klaren
• opknappen
• moeten
• gebeuren
• wel
• omleggen
• klaar
• afrekenen

Voorbeelden van het gebruik van Erledigen in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Wir erledigen den Job und gehen nach Hause.
We klaren de klus en gaan dan naar huis.

Früher oder später werden wir Taylor erledigen.
Want vroeger of later, zullen we Taylor uitschakelen.

Ich musste noch was für meine Mutter erledigen.
Ik moest nog wat doen voor mijn mam.

Tue ich. Ich muss nur noch etwas erledigen.
Dat doe ik. Ik moet nog even iets afmaken.

Ich muss vorher ein paar Dinge erledigen.
Ik moet nog wat dingen afhandelen.

Aber ich muss ein paar Sachen erledigen.
Maar ik moet zaken regelen.

Sie wollte mich erledigen, nicht ihn.
Ze wou mij neerhalen, niet hem.

Sie erledigen den Job.
Ze klaren de klus.

Santiago? Nein. Der hätte mich jederzeit erledigen können?
Nee. Hij had me kunnen pakken wanneer hij wilde. Santiago?

Wenn du nicht mit willst, kann ich das allein erledigen.
Als je niet meegaat, kan ik het ook wel alleen opknappen.

Du musst den Homophoben erledigen.
Je moet die homofoob uitschakelen.

Ich kann meinen Job erledigen.
Ik kan mijn werk doen.

Ich werde ihn erledigen.
Ik zal hem afmaken.

Es gibt Dinge, die ich erledigen muss.
Er zijn wat dingen die ik moet afhandelen.

Ich muss nur noch eine Sache erledigen.
Ik moet alleen nog één ding regelen.

Wir erledigen ihn.
We moeten hem stoppen.

Sie wollte ihn erledigen, also wurde er sie los.
Ze wilde hem neerhalen, dus ruimde hij haar uit de weg.

Würde die Aufgabe erledigen.
Zou de klus klaren.

Dich die Drecksarbeit erledigen lassen.
Jou het vuile werk laten opknappen.

Jetzt können wir sie erledigen.
We kunnen haar nu pakken.