Voorbeelden van het gebruik van Braaf in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Braaf! Toe nou, George!
Als je braaf bent, mag jij met de auto rijden.
Ik heb braaf op hem gewacht.
Ik zal braaf zijn.
Wat een braaf meisje. Kom hier.
Braaf beest. Wat wil je?
Braaf zijn, dames!
Ik ben braaf, elk jaar.
Braaf. Schud maar lekker als je wil.
Ja.- Braaf zijn.
Ik ben braaf geweest.
Ik wil braaf zijn.
Braaf jongetje.
Braaf meisje. Ze is lief.
Ik zal een braaf meisje te zijn.
Als je braaf bent, krijg je een jasje.
Braaf zijn.- Dag.
Ach, ze zijn erg braaf.
U bent braaf, wij zijn braaf.
Zeg dat ik braaf ben.