Voorbeelden van het gebruik van Haast in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik krijg haast geen adem.
Haast je, zo was hij nog nooit.
Haast je!- Dat was ongelooflijk!
Ik weet haast alles van hen.
Ik begrijp de haast niet.
Nee, dank u. Ik heb haast.
Als we haast maken, maken we een fout,
Ik kon haast de ozon ruiken.
We mogen snelheid en haast niet met elkaar verwarren.
Ik krijg haast geen adem. Wat spannend.
Haast om bij Memnon terug te zijn?
Ik zag hen haast nooit, behalve in de kerk.
Haast je, het is ijskoud.
Nee. Geen haast.
Ik legde het op het bureau en ik had haast.
Haast je niet.
Haast barst zij van woede.
Moet haast wel.
Hij krijgt haast geen lucht.
Ik voelde opeens haast om volwassen te worden.