Voorbeelden van het gebruik van Hem in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Ecclesiastic
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Doe hem de groetjes.
Ik heb me aangemeld om hem te helpen met zijn Frans. Wat? Wat?
Hij is in staat hen voor zijne rechtbank te verzamelen, wanneer hem dit behaagt.
Het was jou of hem.
Vraag dat hem.
Ik vergeef hem alles. Alles.
Waarlijk, hij heeft tot hiertoe niet volkomen vervuld wat God hem heeft bevolen.
En je lijkt ook zo op hem.
Prioriteit drie. Verbind hem maar door.
Die u heeft gevormd in den vorm welke hem behaagde?
Als je hem leert vissen.
Hopelijk lukt dat hem.
Nee, we vragen 't hem.
Die datgene doet wat hem behaagt.
Wat?- Wat?- Vertel het hem, Mouch?
Dat hij thuis moet komen. Misschien kun jij tegen hem zeggen.
We draaien hem om.
en wekte hem weer op.
Hij vroeg me om bij hem in te trekken.
Je lijkt helemaal niet op hem.