Voorbeelden van het gebruik van Toch in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Wat doen jullie toch allemaal? Nee! Stop!
Ja, maar toch vertrouw ik haar.
Toch wil ik niet hier zijn.
Hij was toch m'n type niet.
Toch heeft hij toestemming gegeven voor Pearl Harbor.
Toch, Eliot? Ik bedoel, ja?
Toch dichtbij de kunststeden Arezzo
Maar toch een leven.
Weet ik toch, Nick-Nack!
Je kunt het toch niet, Charlie.
Ik was toch op Rick aan het wachten.
Toch geloven we dat één van hen Natalie is.
Ja. En toch bent u hier.
Maar toch ben ik jaloers op u en uw land.
Jij bent toch een acteur, Jason?
U weet toch wie we zijn?
Toch heeft ze HPV en trichomoniasis.
Wat bof je toch met dit haar.
En toch is hij hier.
Toch ben je nu veilig.