Voorbeelden van het gebruik van Toch in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik pak één cliënt die je toch moet laten vallen.
Daar wordt ze voor betaald. Jullie weten toch dat ze betaald krijgt?
Shirley. Toch?
We gaan de code geven, toch?
Je weet toch dat de stad een uitstekend openbaar vervoer heeft?
Erica had toch een pleister op haar arm?
Dat zei ik toch. Wij doen ons huiswerk.
U weet toch wel dat een hamam een Turks bad is?
Je leeft toch nog steeds, nietwaar?
Maar het is toch vreemd, dat het meisje niet kan praten.
Nu je toch in een goede bui bent.
Je was toch niet bang voor het Beest?
Ik zeg toch dat ze er niet is?
Maar je hebt toch nog wel contacten met de beste van hen, toch? .
Voor de oefening en toch mocht hij deelnemen,?
Je weet toch dat het toernooi vandaag start?
Je weet toch dat je blank bent?
Dit was toch een klassieker, met apen die op paarden rijden?
Ik kan toch niet voor alles verantwoordelijk zijn?
Je gaat toch niet je hele leven strippen?