Voorbeelden van het gebruik van Toch ook in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Dat doe jij toch ook?
En Renaat ken je toch ook?
Dat wil jij toch ook?
Dat wil jij toch ook?
Dat gebeurt hier toch ook?
Jij zag het toch ook?
Dat wisten jullie toch ook?
Je hebt de iPad toch ook uitgevonden?
Als ik iemand kan vinden, dan kan jij het toch ook?
Het is uw bank toch ook?
Dat wil jij toch ook,?
Dat doe jij toch ook?
Zo hebben we Hoffa toch ook gevonden?
Dat wilt u toch ook?
Jij bent toch ook een wilde?
moet jij dat dan toch ook zijn?
Jij vindt mij toch ook leuk?
Ik zit er toch ook middenin?
Nelle lijdt toch ook?
Jij toch ook?