Voorbeelden van het gebruik van Aflopen in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Je hoort nooit van diegene die wel goed aflopen.
dit niet goed voor jou zal aflopen!
Het kan verkeerd aflopen voor Laila.
Hoe denk je dat dit gaat aflopen?
Je weet maar nooit hoe dat gaat aflopen.
Je weet hoe dit gaat aflopen.
Ik heb geen idee hoe dit zal aflopen.
Hoe denk je dat dit zal aflopen, Frankie?
Ik weet al hoe het gaat aflopen.
Waarom kan een drugsdeal nooit goed aflopen?
Dit zal heel slecht voor jou aflopen.
Het gaat niet goed aflopen.
Is dat je nooit weet hoe het zal aflopen.
Je weet hoe dit zal aflopen.
Grijpen we die kans niet, dan kan het fout aflopen.'.
Ze is anders wanneer dingen slecht aflopen.
Gods waarheid niet aflopen.
de voorraad zou binnenkort moeten aflopen.
Ten laatste vijf dagen na het aflopen van de maand.
Zelfs al weet ik hoe dat gaat aflopen.