Voorbeelden van het gebruik van Dag in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Dag, jongens. Bedankt dat jullie gekomen zijn.
Dag, Rosie, ik bel je tijdens de lunch, goed?
Waarom kwamen jullie mij niet dag zeggen in mijn loge?
Dag Beth, we huilen even lekker.
Dag, hebt u" vleugels" van Nautilus?
dus dag.
Dag, S. Het is B. Nu ben ik écht bezorgd.
Ik wou jou en pa dag zeggen voordat ik vertrek.
Dag pa en ma,
Ik wilde alleen helpen met schoonmaken en dag zeggen.
Ik heb het gevoel, dat ik steeds hetzelfde zeg dag mam.
Een twee drie, dag mam!
En er ligt wijn in de garage. Dag.
Dag, Mrs Wexler.
Dag, dokter Trevelyan.
Dag. mevr. Moreau.
Dag, Mr. Vandervoort.
Dag, Steve!
Dag, Mr McBride.
Dag dames en heren, ik ben John Malkovich.