Voorbeelden van het gebruik van Kom op in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Kom op. Ik weet zeker dat je er toen goed uit zag.
Kom op, ga weg. Ga snel weg!
Kom op, we hebben je boven nodig.
Een dag, kom op, ik kan dit in een uur ongedaan maken.
Kom op, meester Namek,
Ik hou van je, kameraad, kom op!
Kom op, kom op we moeten gaan het is half zes!
Kom op, wij gaan iemand ophalen die ik ken.
Ben ik knap, Michael?- Kom op, snoes?
Kom op. Eric gaat bijna naar Grote Tovenaar.
Kom op, Jp, ga in de zak.
Kom op, jongens, laten we in de woonkamer eten het stinkt hier.
Kom op, Merlijn. Je hebt wel vaker een lijk gezien.
Kom op, dr Shen,
Ja, heb ik, sta op, kom op, neem je spullen.
Kom op, nu of nooit.
Kom op, ik heb iets voor je in de keuken.
Dat meen ik.- Kom op.
Kom op, Deacon.
Kom op, Doris, daar moet je nu klaar mee zijn!