Voorbeelden van het gebruik van Ongelijk in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Nee, jullie hebben allebei ongelijk.
Maar je had ongelijk.
Misschien had je over alles ongelijk.
Ik geef je geen ongelijk.
En heb je hebt ongelijk over mij.
Je was vastbesloten om Cary en Diane's ongelijk te bewijzen.
Maar ze hebben ongelijk.
Ik heb nooit ongelijk.
Kansen zijn ongelijk verdeeld.
De grond is ongelijk.
Waarom lijdt gij niet liever ongelijk?
Maar Roger Vandelanotte bewees hen ongelijk.
Je komt, bewijst m'n ongelijk en gaat weer.
Ik heb niet helemaal ongelijk.
zul je je ongelijk inzien.
Ze had ongelijk.
Daar heeft u ongelijk.
Kijk me aan en geef me ongelijk.
Ik had ongelijk.
Had zij even ongelijk.