Voorbeelden van het gebruik van Stoer in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik was stoer.
Hij is niet zo stoer.
Industrieel combineren met natuur: stoer en primitief.
Ficus abidjan, stoer en sterk.
kalm en stoer.
Mijn vader, de accountant. Dat staat minder stoer.
Het heeft een stoer design en is schokbestendig,
Je bent zo stoer.
Je bent stoer.
Afbeelding via Wikipedia Mannen zijn ruw en stoer, toch?
de concurrentie is echt stoer.
Ik was nooit stoer genoeg.
Nu ben je niet meer zo stoer. Hè, land-inktvis?
sindsdien ben je te stoer voor verjaardagsfeestjes?
Je bent stoer, Brooke.
Jullie zijn zo stoer met jullie wapens en badges.
Het onderstel heeft door de zwarte kleur een stoer uiterlijk.
Elegant, maar ook stoer.
Niet zo stoer.
Stoer, gedisciplineerd, onafhankelijk.