Voorbeelden van het gebruik van Zeggen het in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
We zeggen het tegen de familie van de patiënt.
De meeste zelfmoordenaars zeggen het voor ze zichzelf opblazen.
Ze zeggen het was zelfmoord.
Zelfs de experts zeggen het, nu of nooit.
We zeggen het tegen hem, dat beloof ik.
We zeggen het samen wel?
Ten eerste is wat we zeggen het is de hardheid van wolfraam koper.
Jullie zeggen het wel, maar je doet het niet!
Ze zeggen het niet, maar nemen vrouwen aan die een gezin willen.
Ik moet zeggen het is hier nog zo slecht niet.
Zij zeggen het is voor een regenachtige dag.
Sommigen zeggen het heeft zijn verdiensten.
Ik wilde zeggen het is nooit makkelijk.
Hoe kan jij dat zeggen zonder het verplaatsen van uw mond?
We zeggen het niet zomaar, het is de realiteit.
Sommigen zeggen het is een vader/dochter relatie.
Ze zeggen het een zware beroerte was.
We zeggen het.
Oké, we zeggen het.
Een heleboel mensen zeggen het.