Voorbeelden van het gebruik van Ziek geweest in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Jean is ziek geweest.
Ik ben ziek geweest.
Je bent ziek geweest.
Hij is ziek geweest.
Het staartje kon niet meedoen dat is pas ziek geweest.
Hij is de afgelopen acht maanden ziek geweest.
Mijn vader is ziek geweest.
Ze is namelijk ziek geweest.
Dat meisje is vaak ziek geweest.
Ze is ziek geweest.
M'n moeder is nogal ziek geweest.
Ik ben erg ziek geweest.
Ik ben een paar keer ziek geweest en net zoals ongetwijfeld velen van u hier in het plenum,
Ik ben al lange tijd niet meer ziek geweest, terwijl er heel wat er heel wat mensen verkoudheden hebben.
keer per dag en hij is niet zo vaak meer ziek geweest.
ik ben nooit eerder ziek geweest.
een keer een week ziek geweest, in 1991, de griep en middenoorontsteking.
Maar ik kan getuigen dat hij toen ziek was.