Voorbeelden van het gebruik van Inhalig in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik werd inhalig.
Ik ben alleen inhalig.
Nuokku werd inhalig.
Nee, ik ben niet inhalig.
Je bent dus slim en inhalig.
Mensen zijn inhalig.
We zijn niet inhalig.
Ik was inhalig en stom.
Inhalig, egoïstisch.
Mary, niet te inhalig.
Ik ben blij dat ze zo dom en inhalig is.
U heeft geen idee hoe inhalig die Duitsers zijn.
Dat is niet waar. Ik ben net zo dom en inhalig als al die blanken.
Zoals ik al eerder zei van drugs wordt je inhalig.
Waarom moet ze inhalig zijn en wil ze er nog een?
Je bent inhalig.
Een mooi, inhalig kind.
hongerig, inhalig, uit eten Shirts.
Niet zo inhalig.
Hij is een beetje inhalig.