Voorbeelden van het gebruik van Juichen in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Alsof we allemaal moeten juichen, Omdat ze kan lopen
Mensen juichen. Wat is dit?
Al de blanken juichen voor de Springboks.
Wij zijn helemaal juichen dit- sieraden afgewerkt Herve Leger jurk.
Ze kunnen juichen, ze kunnen goede bewakers.
Zij luisteren allemaal en juichen, als jullie hen dat toestaan.
Mensen juichen om me te zien verliezen.
Gelukkig casual zakenman juichen.
Niet te vroeg juichen.
Nog niet juichen.
Laat de hemel verheugd zijn, de aarde juichen.
Vrienden zijn een spel van sporten in een bar kijken en juichen op een score.
Stel je eens voor, een stadion vol met mensen die naar je juichen.
Mensen schreeuwen en juichen.
Familie zittend op de Bank juichen voor televisie.
De vrouwen lachen en juichen voor haar.
Kruiden remedies hebben ook effect op vrouwen lijden aan onvruchtbaarheid juichen.
Als we juichen, kunnen we misschien weer aan de slag.
Wij juichen het aanbieden van het diner 's avonds.
Ze juichen alleen voor hem.