PAUSE - vertaling in Nederlands

pauze
pause
auszeit
unterbrechung
mittagspause
halbzeit
pausieren
ruhepause
rast
kaffeepause
rust
ruhe
frieden
pause
erholung
stille
gelassenheit
ruhezeit
ruhezustand
halbzeit
rast
onderbreking
unterbrechung
pause
störung
stillstandszeit
bruch
unterbrochen
lückenschluss
werbepause
dosisunterbrechung
unterbrechnung
even
mal
kurz
nur
moment
weile
ebenso
genauso
minute
sekunde
gleich
break
pause
auszeit
brechen
lunchpauze
mittagspause
pause
mittagessen
gegen mittag
reces
pause
unterbrechung
vertagung
ferien
sommerpause
stoppen
aufhören
aufhalten
anhalten
beenden
stecken
aufgeben
abbrechen
verhindern
absetzen
aussteigen
hiaat
abstand
lücke
pause
hiatus
rustpauze
pause
ruhepause
atempause
rast
even pauze nodig
even rust nodig
pause

Voorbeelden van het gebruik van Pause in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Ecclesiastic category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Computer category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Beenden wir die Pause und machen mit den Anhörungen weiter. -Genug.
Genoeg. Laten we dit reces beëindigen en doorgaan met de verhoren.
Aber ich brauche eine Pause von Mrs. Featherbottom.
Maar ik moet even af van Mrs Featherbottom.
Meine Pause ist fast vorbei.
Mijn lunchpauze is bijna voorbij.
Ich will keine Pause, ich will hier raus.
Ik wil geen rust, ik wil hier weg.
Ich kann eine Pause von der Armee gebrauchen. Liebend gerne.
Een onderbreking uit het leger kan ik gebruiken. Wil ik graag.
Und ich könnte eine Pause gebrauchen.
En ik kan wel een pauze gebruiken.
Gönn ihr eine Pause, Shazia.
Laat haar even, Shazia.
Hatte ich die Chance, die Sachverhalte persönlich zu betrachten. Während der Pause.
Gedurende het reces heb ik de tijd gehad om me over de zaak te buigen.
Die Pause ist vorbei, Leute.
De onderbreking zit erop, mensen.
Hey! Fünf Minuten Pause!
We stoppen vijf minuten!
Gib dir selbst eine Pause.
Geef jezelf een break.
die Gruppe ging in der Pause in 2002.
de groep ging in hiaat in 2002.
Ich komme her, wenn ich eine Pause brauche.
Ik kom hier als ik rust nodig heb.
Wow, OK.- Du brauchst wirklich keine Pause?
Zeker dat je geen lunchpauze wil?
Haben in der Pause Football gespielt. Mein Freund und ich.
Mijn vriend en ik voetbalden in de pauze.
Nicht ohne eine Pause für Eure Pferde,?
Toch niet zonder een rustpauze voor je paarden?
Jeder macht jetzt fünf Minuten Pause.
Laat ons even vijf minuten alleen.
Hatte ich die Chance, die Sachverhalte persönlich zu betrachten. Während der Pause.
Gedurende het reces had ik de mogelijkheid voorliggende zaken te bekijken.
Ohne Pause bis Weihnachten.
Zonder onderbreking tot Kerstmis.
Geht's? Weiter oder Pause?
Doorgaan of stoppen?
Uitslagen: 2585, Tijd: 0.0919

Top woordenboek queries

Duits - Nederlands