Voorbeelden van het gebruik van Schuld in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Schuld is slecht voor je spijsvertering.
Hij kreeg de schuld en oneervol ontslag.
Niemand geeft u de schuld.
Het is allemaal mijn schuld.
Hij weet dat dit zijn schuld is.
Dit is jouw schuld.
Schuld van de passagier.
Tekort en schuld van de eurozone als geheel zullen waarschijnlijk dalen.
In Spanje is de schuld van huishoudens bereikt 896,7 miljard….
Gekweld. Schuld en verdriet, hoofdzakelijk.
Je kunt niet de schuld krijgen voor het zwak zijn.
Niemand geeft je de schuld, Harry.
Niet doen. Het is niet jouw schuld.
Dat is mijn schuld, ik.
Wat? Dat is jouw schuld, Willie.
De schuld werd gewaarborgd door de persoon van de schuldenaar.
De Griekse schuld is"niet meer onder controle.
Schuld, schaamte.
Schuld aan het einde van de periode.
Ik gaf Doug niet de schuld.