Voorbeelden van het gebruik van Het weet in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Dat je het maar weet, die Byroniaanse held instelling gaat bij mij niet werken.
Dat je het weet: je komt te laat voor het dessert.
Zeg niet dat je het niet weet, Gilliam en ik.
Jij bent de enige die het weet, en zo blijft het ook.
En ik wil dat je het weet, we houden allemaal van jou, en.
Maar zodat je het weet, Anson Haight is onderweg om te helpen.
Als u het niet weet, wie dan?
Het weet dat de politiek z'n genezing belemmert.
Ik denk dat ik het al weet sinds college.
Wie het weet, zwijgt.
Dat je het weet, dit was haar idee,
En opdat je het weet, het zijn daar vooral boots en bretellen.
maar ik ken iemand die het wel weet.
Nee, doe alsof ik het niet weet.
Ik wil dat iedereen het weet.
Ik zei dat ik het niet weet.
Ik zei dat ik het niet weet.
Of wil je nog steeds doen alsof ik het niet weet?