Voorbeelden van het gebruik van Weekend in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik ben in het weekend naar een Indiaans film festival geweest.
Gewoon een weekend of een zaterdag.
Misschien zelfs het weekend hiervoor? Werkte u toen?
Raad eens… Dit weekend gaan we op trektocht.
Het laatste weekend van juni: kermis.
Een weekend lang worden surf-wedstrijden gehouden op het IJsselmeer bij Makkum.
Ik heb een weekend van ontspanning en rust.
Vorig weekend was het paintball.
Ik heb een weekend in augustus met mijn zoon!
We hebben een mooi weekend, mooi, fatsoenlijk schoon, fatsoenlijk eten.
We verbleven voor een weekend en had een geweldige tijd.
Ik heb een idyllische weekend in deze structuur bij toeval ontdekt.
Inchecken in het weekend of op feestdagen is alleen mogelijk vanaf 16;00 uur.
Ik ben er alleen in 't weekend. We blijven er tot de auto gerepareerd is.
Volgend weekend eet ik gevangenisvoer.
Ik heb een weekend in juli doorgebracht".
Ieder weekend is het sfeervolle à la carte restaurant geopend.
Weekend, wekelijkse of maandelijkse autohuur in de VS.
Gebruik je elk weekend de auto van je ouders?
Ik heb deze boerderij een weekend geboekt met mijn vrouw!