Voorbeelden van het gebruik van Anticiperen in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Succesvol beleggen is anticiperen op de anticipaties van anderen.
Ochtendmensen anticiperen ook op problemen en proberen ze te minimaliseren.
Leer anticiperen op mogelijk explosieve situaties.
Leer anticiperen, McGee.
Het anticiperen op deze ontwikkeling zie ik als een goede zaak.
Sommige staten anticiperen al op deze mogelijkheid en zijn crafting solutions.
Ochtendmensen anticiperen ook op problemen en proberen ze te minimaliseren.
Ochtendmensen anticiperen ook op problemen en trachten hen te minimaliseren.
Zwangere vrouw met haar houdende van echtgenoot in een gelukkig anticiperen.
Ontdekken, begrijpen en anticiperen.
een schaduw die achteruit komt van het anticiperen op succes.
Wij weten dat jullie een grote sprong voorwaarts anticiperen, en het zal zeker plaatsvinden.
Je moet samen nieuwe concepten ontwikkelen en anticiperen op de veranderingen in de markt.
De toekomst van leiderschap: anticiperen op 2030.
Daarom kan de industrie beter anticiperen op dat toekomstig beleid.
Je moet elk detail over je klanten kennen en anticiperen op de toekomst.
Misschien had je wat beter moeten anticiperen!
De toekomst van leiderschap: anticiperen op 2030.
De toekomst van leiderschap: anticiperen op 2030.
Uit te blinken in het anticiperen, snel en concurrerend inspelen op de behoeften van de student