Voorbeelden van het gebruik van Fout in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Daar zit je fout, Julia.
Daar zit je fout, Carlo.
Nou, mijn fout.
Sorry, mijn fout.
Ik dacht dat Gia was wat je nodig hebt. Mijn fout.
Dat is vooruitgang: als we bewijzen dat iets fout is.
In feite beide antwoorden zijn fout.
Het spijt me, mijn fout.
Oké, mijn fout.
Als ik' last-minute' zeg is dat fout.
Red, dit keer heb je het gewoonweg fout.
Alle drie uw antwoorden zijn fout.
Wel grappig dat je goede bedoelingen hebt maar toch alles fout doet.
Er is geen fout antwoord.
Er is echt geen goed of fout antwoord in een case study.
Bij de vijfde foto maakte Ik een fout, maar het was te laat.
Misschien heb je het fout over iedereen.
Er is geen goed of fout antwoord.
Je hebt het deze keer fout.
je specifieke conclusies juist of fout zijn.