Voorbeelden van het gebruik van Joch in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Dat joch had een heel leven voor zich.
Vertrouw me, joch.
Ja, je bent een simpel joch Epstein.
Verdomd joch.
Dus, joch, help je ons?
Wat is dat joch toch slim.
En ik realiseerde me: Dat joch is een volslagen dwaas!
Hij was een geweldig joch.
Dat joch is geweldig.
Ik wil dat je hier blijft, bij de moeder en dat joch.
Dat kan dodelijk zijn. Wist dat joch 't ook?
Je treft een joch aan die ik heb opgepakt.
Waar is dat joch?
O, dat joch.
Je hebt een geweldig joch.
Ik kan nu niet falen, niet met dit joch.
Waarom niet met dit joch?
Ik heb niks van dat joch.
Je kan daar niet heen, joch. Dat is zelfmoord.
Ik zie 'n verdwaald joch.