Voorbeelden van het gebruik van Jongen in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Zelf was ze bang voor de dingen die ze begon te voelen voor de jongen.
Bier laat me alleen denken aan de jongen.
Ik ga het hoofd van die jongen inslaan… met een hamer.
Ik zou het niet erg vinden als je me neervlijde op een rendiervel, jongen.
Ik zie je rondrijden met de jongen van wie ik hou.
Grote veranderingen, jongen.
Ik ben nooit het type geweest om voor een jongen te koken.
Wie is mijn schone jongen?
Is de Hoopvolle Eekhoorn een jongen of een meisje?
Een gelukkige familie- twee kinderen, een jongen en een meisje.
Lucinda was de gemeenste jongen in de derde klas.
Hallo jongen.
Jongen, je bent mijn favoriete twaalfjarige'.
Ik kende een jongen van het management, hij werd gek.
Ja, jongen, wat is er?
Je kunt de jongen misschien bedotten, maar ik heb die blik eerder gezien.
Waarom wil Marwan de jongen zo graag hebben?
Wel, jou jongen Lester is zonder twijfel een racist.
Oh, jongen dit hele gedoe is ingewikkelder geworden.
Een jongen van twaalf jaar gaf een les van vijfentwintig minuten over de verzoening.