Voorbeelden van het gebruik van Jongen in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Is het onze jongen of niet?
Jongen, Johan Olof Vader Anton Johansson.
De jongen in de bunker. Ulrich?
Maar ik beloof je, jongen, dat we voor Aisha zorgen….
Ik ben je jongen niet.
Ik heb iets voor je, jongen.
Waar is de jongen die Platt heet?
Ik ben de jongen van het strand. Ja.
Jongen zegt,"ik ben aseksueel".
En deze jongen koopt ze graag.
De jongen heeft zichzelf in de auto gebarricadeerd.
Een jongen, aan de telefoon?
Dit is mijn jongen Victor op de toetsen.
Ik ga naar mijn jongen toe.
Ik ben geen 16, jongen.
Ik? Een jongen uit de Midlands?
De jongen heeft een talent.
Coach Smith, die jongen is van het andere team.
De jongen die het geld leverde in de bossen, heeft ingehuurd.
En je jongen was hier niet.