Voorbeelden van het gebruik van Lef in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik heb niet het lef om je oom te vertellen wat hij moet doen?
Heb dan tenminste het lef hen te zeggen of je mij gaat ontslaan.
De lef die hij toonde, laat zien wat voor persoon hij is.
Wie heeft het lef om met een zwangere vrouw te discussiëren?
Ik heb lef, maar ik heb geen kleedkastje.
U heeft lef om hier te komen.
Je vriend heeft lef.
Jullie hebben het lef niet om te zijn wat jullie willen zijn.
Toen had ze het lef ons aan te klagen voor onbetaalde diensten.
Geen lef, geen roem.
Zonder hun lef, zou de wereld een stuk minder eerlijk,
Je hebt lef, Harper.
Wie heeft lef om dit te zien?
Nou, je hebt lef, Leckie.
Heb je eindelijk het lef om naar buiten te komen.
En je hebt het lef om te beweren dat hij onschuldig is?
Je hebt het lef niet, me man tot man onder ogen te komen.
Je hebt de fantasie van een arend, maar het lef van een muis.
Wij hopen dat het volgende voorzitterschap meer lef zal tonen.
Hij had lef, charisma.