Voorbeelden van het gebruik van Hij moet in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Hij moet naar de ziekenboeg.
Nee, Drew, hij moet in de open ruimte komen.
Hij moet generaal Leclerc spreken.
Hij moet eten.
Hij moet daar zijn.
Hij moet bij mijn moeder uithuilen.
Hij moet het zo niet horen. Momentje.
Hij moet naar de schoolverpleegkundige. Man.
Hij moet geen rommel schrijven.
Hij moet zich verontschuldigen voor de dood van mijn zoon.
Hij moet met u spreken.
Hij moet een blanke zijn.
Hij moet ergens vandaan zijn gekomen.
Hij moet achter je zijn.
Maar hij moet boeten voor wat hij gedaan heeft.
Hij moet niet meer praten.
Hij moet beschermd worden. Nico!- Wie?
Nee, hij moet het doen!
Hij moet naar het ziekenhuis.
Hij moet altijd alle aandacht krijgen.