Voorbeelden van het gebruik van Vriend in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Die van mij zitten hier, vriend.
Jullie staan op de lijst, vriend.
Hij is geen vriend van pa, maar van mij.
Vriend en vijand.
Ik zei, je bent de vader van mijn vriend.
Als je Matthews vriend wil zijn.
Dank je voor alles, vriend.
Je speelt een gevaarlijk spelletje, vriend.
Een vriend van Mikey zag hem in een auto stappen of zo.
Mijn vriend noemt me Johnny.
Zo'n behandeling en die tests van je vriend, dokter Simons.
Mijn vriend, dank u!
Hij was zijn vriend, dat is alles.
Nee, dat heb ik niet gezegd, vriend.
Ik ga nu naar je hart luisteren, vriend.
Ik moest bij een vriend langs toen ik terugkwam.
Van een vriend steel je niet.
De zus van een vriend is praktisch familie.
Ja. Mike Webster was een vriend.