Voorbeelden van het gebruik van Wonen in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ga je wonen in een trailer?
Voor zij die op de aarde wonen.
Dus… je komt niet meer bij ons wonen, hè?
Ik ga in Rochester bij mijn zus wonen.
Jullie wonen in New Jersey,
Zijn beste vrienden wonen in Rydal Avenue.
We wonen tentoonstellingen per jaar.
Helaas wonen de Johnsons in de Valley.
Oké. Volgens Mr Elson wonen er zwervers in de stormafvoer.
Hij kan in de kelder wonen.
Ik wil hier niet meer wonen.
We kunnen ergens in de bergen wonen.
Jullie wonen nog samen in de loft.
Wie wonen hier allemaal?
Jullie wonen hier.
Veel mensen wonen en niet te krijgen.
Wonen die mensen nou in het park?
We wonen in een stacaravan.
Enkel degenen die hier in de buurt wonen.
Ik weet niet of ik met een vrouw opgesloten in huis kan wonen.