Voorbeelden van het gebruik van Wonen in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
En daarom gaan Wij een Week in Kappa House wonen.
M'n vader is bij ons komen wonen. Hij heeft openhartchirurgie ondergaan.
Ik wil bij Dan wonen.
Het is een te gekke meid. Ze is net aan de overkant komen wonen.
Hij komt bij mij wonen.
We wonen in 'n motel, Havenzicht.
Jullie wonen zo dichtbij,
We wonen samen.
Wij wonen hier, dus wij hebben geen keus.
We wonen in hetzelfde huis
Wij wonen in Menen(België) nabij de Franse grens.
Nee, we wonen nu in Grandville.
Ze wonen toen in het huis van een vriend op Park Avenue.
Maar of we hier wonen of in een huurwoning maakt niet uit.
Wonen we dan niet meer in één huis?
Daarom wonen we allemaal in huizen van bouwpromotoren.
Hij kan hier wonen.
Susie heeft niet veel kinderen om mee te spelen waar wij wonen.
Het is vreemd dat we hier zo wonen.
Het is mijn vaders winkel, we wonen hiernaast.