Voorbeelden van het gebruik van Baas in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
De baas leeft.
Hij is trouw aan zijn baas.
Je verklikte me bij mijn baas?
Ze weigert het bij haar baas te melden.
Goedenavond, meneer de baas.
Een dierentuin waar de dieren de baas zijn;
Ik ben niet zijn baas.
Weet je wat? Ik ga m'n baas bellen.
Wie is de baas?
Zeer toegewijd aan zijn baas en de kinderen.
Zij was mijn baas.
Ik ben de vrouw van de baas.
De serie'Congo' gaat over de tijd dat de Belgen baas waren in Congo.
Callie is de baas van Bailey.
Ik zou me beter voelen als we de rechten van de baas afschaffen.
Wij zijn onze vijand de baas.
Kijk, we waren de baas vergeten.
Waarom heb ik m'n tanden verloren terwijl de baas ze nog heeft?
Een baas blijft een baas.
Baas wil je zien.