Voorbeelden van het gebruik van Baas in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
De baas wil door het midden van de rivier.
M'n baas, bedoel ik.
Op een gegeven moment kwam de baas van de Buffalo-familie naar Fat Tony.
Hij was een baas, een mentor, een patriot.
Ze is mijn baas niet.
Krill. Jij bent de baas hier.
U bent de baas niet meer, Majoor.
Hun baas heet Fares.
Baas, hoe ziet het er nu uit?
Zeg je baas dat we er zullen zijn.
De baas weet het.
Je baas heeft je ontslagen,
Controleren? Ik ben nog steeds je baas.
Iedereen is vergeten wie de baas in deze vallei is.
Janna Bisutti was mijn eerste baas.
De baas van de hooligans van Ferroviarios… wil voorzitter worden.
Ik ben de baas, of niet?
Hij was m'n baas in de supermarkt.
Baas, denk je echt,
was Atarah mijn baas en.