Voorbeelden van het gebruik van Jouw vriend in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Jouw vriend… dat is je vriend toch?
Luister… Jouw vriend bij de stripclub.
Was de aspirant jouw vriend?
Jouw vriend.
Wie is dat? Jouw vriend?
Als ik ooit jouw vriend niet meer ben, zou je mij dan beroven?
Jouw vriend… die je stuurde om naar mij te informeren.
Wie is jouw vriend?
Hij is jouw vriend. Hij heeft hulp nodig.
Ik ben jouw vriend.
Jouw vriend, Jesse Fisher.
Hij is jouw vriend, en veel minder de vader van m'n kinderen.
Is hij niet jouw vriend?
Ik was dus jouw vriend?
Het was toch jouw vriend?
Hij was toch ook jouw vriend?
Dit is een shakedown van jouw vriend.
Even voor de duidelijkheid, jouw vriend nam je mee naar Europa.
De naam van jouw vriend onder de overledenen.
Jouw vriend vermoorden was het tweede klootding dat je die avond deed.