Voorbeelden van het gebruik van Bezielt in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik weet niet wat me vandaag bezielt.
Ik weet niet wat jou bezielt.
Wat bezielt je?
Wat bezielt je?
Wat bezielt ze?
Wat bezielt je?
Wat bezielt jou?
Wat bezielt je?
Wat bezielt ze?
Wat bezielt dit kind?
Wat bezielt je om de woonwagen van Lodz aan Sofie te geven?
Wat bezielt de Amerikanen hier toch?
Wat bezielt jullie?
Wat bezielt jou?
Milhouse, wat bezielt je ineens?
Wat bezielt die hond toch?
Wat bezielt je, Jake?
Wat bezielt u?
Wat bezielt hem?
Wat bezielt jou?