Voorbeelden van het gebruik van Bezig zijn in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik moet bezig zijn.
Ik denk dat we qua vernieuwing toch goed bezig zijn.”.
Wij weten dat zij daarmee bezig zijn.
Nee, hij wil buiten zijn… bezig zijn.
Terwijl hier deese bezig zijn.
Ik kijk graag naar vrouwen die in het huishouden bezig zijn.
Ik wil gewoon de rest van mijn leven met muziek bezig zijn.
Dit kan al jaren bezig zijn.
Dat komt omdat(onze) regering liever bezig zijn met.
Wat als we aan het praten zijn of bezig zijn met intellectuele activiteiten?
Houd de deur vast als hun handen bezig zijn.
Cybercriminelen baseren zich op het feit dat mensen bezig zijn;
Gezinnen van vandaag bezig zijn!
Vergeet niet: uw het kind moet bezig zijn!
Op een en dezelfde dag kan je met wel drie verschillende projecten bezig zijn.
Maar dit is de meest elementaire ding dat u zult bezig zijn.
deze ruime omgevingen overdag bezig zijn met indringers.
Bezig zijn met het paard is heel fijn.
Ik moet bezig zijn met de dingen van mijn Vader.
Je moet constant bezig zijn met je geest in Kṛṣṇa.