Voorbeelden van het gebruik van Dat is de vraag in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Vertrouwen of wantrouwen, dat is de vraag.
Koop of niet volgers op Instagram, dat is de vraag.
Dat is de magische vraag.
SQL of NoSQL, dat is de vraag.
Joods of niet Joods, dat is de vraag.
Jij maakt deel uit van… dat is de vraag, nietwaar?
Polariseren of integreren, dat is de vraag.
Trouwen of niet trouwen, dat is de vraag.
Dat is de vraag voor 25.000 dollar.
Zie ik iets of niet, dat is de vraag.
Dat is de vraag, hè?
niet te bedelen, dat is de vraag.
Dat is de vraag die wij hebben willen om beantwoorden.“.
Aanvullend of niet-aanvullend verzekeren: dat is de vraag.
Analoog of digitaal, dat is de vraag.
Polariseren of integreren, dat is de vraag.
Dat is de vraag.
Dat is de vraag.
Een man of een beeld?… dat is de vraag.
Dat is de vraag van 1 miljoen, toch?