ELLA - vertaling in Nederlands

• ze
• haar
• zij

Voorbeelden van het gebruik van Ella in het Spaans en hun vertalingen in het Nederlands

Ella mi paciente.
Zij was mijn patiënt.

Simone Ella.
Simone Zij.

¿Le está preguntando ella o me está preguntando a mí?
Vraag je het aan haar of aan mij?

Nicole Ella.
Nicole Zij.

¿Pulcro y ella un desastre?
Netjes en zij was een sloddervos?

Tal vez… ella no está totalmente muerta.
Misschien, is ze niet volledig dood.

Ella es Shannon, nuestra hija.
Dat is Shannon, onze dochter.

Ella es tu nueva amiga, Hermione.
Dat is je nieuwe vriendin. Hermelien.

Ella sigue mirando a senador Morra?
Is ze nog steeds Senator Morra aan het bekijken?

Hablen con ella, confirmará todo lo que acabo de decirles.
Praat met haar, ze zal alles bevestigen wat ik u net vertelde.

Con ella.
Met haar mee.

También tiene partículas sobre ella que puede que nos digan qué ha pasado.
Ze had ook partikels op zich, die ons kunnen vertellen wat er gebeurd is.

Ella iba camino a Smallville para advertirnos.
Ze was op weg naar Smallville om ons te waarschuwen.

Entonces ella dejó a Jamie
Dus toen is ze daarna bij Jamie weggegaan,

No, ella tampoco llega aún
Nee, ze is er nog niet,

Quizá ella no sea su tipo.
Misschien is ze zijn type niet.

Teníamos problemas de pareja y ella se fue con mi hija.
We hebben ruzie gehad en zij is weggegaan met ons zoontje.”.

Y ella no apareció en el trabajo ni ayer, ni hoy.
Ze is gisteren en vandaag ook niet op haar werk verschenen.

Ella ahorraba… Ella y Ray.
Ze was aan 't sparen voor haar en Ray.

Entonces… Ella esta muerta por mi culpa.
Dus… is ze dood, door mijn schuld.