ESCUCHA - vertaling in Nederlands

• luister
• hoort
• horen
• hoor
• hoorde

Voorbeelden van het gebruik van Escucha in het Spaans en hun vertalingen in het Nederlands

Horton escucha un suicidio.
Horton Hoort een Zelfdoding".

Usted no escucha.
Je luisterde niet.

Si lo escucha con regularidad, haga una cita rápidamente con su mecánico.
Als u regelmatig hoort, maak dan snel een afspraak met uw monteur.

Escucha, tengo un restaurante, se come bien y no está lejos.
Zeg, ik heb 'n restaurantje niet ver hier vandaan.

¿Me escucha alguien?
Hoort iemand mij?

Escucha el arpa celestial?
Hoor je de hemelse harp?

¿Cuál es el resultado?¿Escucha Dios?
Wat is het resultaat? Hoort God ons?

Hey, escucha, hombre.
Moet je horen, man.

Escucha, la misión ha terminado.
Weet je… je missie is nu voorbij.

No, escucha el plan es por una buena razón.
Nee, je hebt het plan gestopt met een goede reden.

Escucha. A veces las cosas malas le ocurren a la gente buena.
Weet je, soms maken goeie mensen erge dingen mee.

Pero escucha, no fue una pérdida completa.
Maar weet je, het was niet helemaal voor niets.

Amy, escucha. Estoy mandando un programa a tu comunicador.
Amy, luister naar me, ik stuur een stukje software naar je communicator.

¿Aún escucha la serenata del asesino detrás de sus ojos?
Hoor je nog steeds het liedje van de moordenaar als jij je ogen sluit?

Escucha eso, taladro en marcha.
Hoor je dat? De boor gaat in opstart mode.

¿Escucha eso, Paul?
Hoor je dat, Paul?

Se escucha una voz, todos los instrumentos.
Er klinkt een stem, alle instrumenten.

Escucha, sobre lo de anoche.
Even over gisteravond.

Si sólo escucha la banda sonora, trabaja.".
Als je gewoon luisteren naar het geluid, het werkt.“.

Levanta y escucha.
Sta op en luister.