Voorbeelden van het gebruik van Man in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Man, volwassene, zwart, blauw shirt, zwarte jeans!
Man, dit raakt steeds meer verward.
Zeg haar dat het de man is die haar getuige heeft.
Je zei dat je een man had. Niemand? Niemand.
Man, je begrijpt het niet.
Natuurlijk. Die man met die juwelen, ken je hem?
Mijn man is al jaren dood.
Is het Bernosoni? De man in de club vandaag?
Midden 30, man, meerdere steekwonden.
Man, dat is onze stad!
De man met de geknakte penis.
Ik had een man van wie ik hield.
Slechts één man kan 'm overreden z'n huis te verlaten.
Sorry man, je kunt hier niet blijven.
Mijn man zit met hem in de Justitiecommissie.
Mijn man weet dat ik mijn eigen keuzes maak.
Er kwam 'n man de garage uit met 'n Glock.
Man, 50, Richard Cohen.
Man, ik ken deze bossen.
De man in het park.- Wat?