Voorbeelden van het gebruik van Kind in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
We doen allebei niet waar we als kind van droomden.
Hij heeft het vertrouwen van elk kind in de stad.
Kind liep weg. Ouders zijn monsters.
Als kind hadden jullie al zo'n band.
Ik ben maar een dom kind, wat kan ik doen?
Haar kind is een jaar geleden geboren.
Toen ik een kind was, huurde mijn ouders die film" Back to the Future.
Dit kind wordt fantastisch.
Als dat kind zo belangrijk is,
Je bent geen kind meer, mijn kleine Marianne.
Dat is geen kind, dat is een klein mannetje met messen!
N Spelend kind zag hier vanmorgen 'n meter-opnemer.
Hij is geen kind meer. Niet nu hij in een cel zit.
Haalt een acht jaar oud kind eruit vlak voordat het dak instort.
Een kind opvoeden en een onderweg?
Door jou komt dat kind voor zijn geboorte in een afkickcentrum.
Verlos dat kind uit zijn lijden voor hij net als zijn vader wordt.
Ik ben geen kind, je kan zo niet tegen me praten.
Lisa's kind heeft placenta accreta.
Dat kind kan niet tegen mensen praten, oké?