Voorbeelden van het gebruik van Zeg maar in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Zeg maar wat ik moet doen, generaal.
Zeg maar Frau Hitler.
Zeg maar waar en ga van de straat af, naar huis.
Zeg maar Georges. Georges Méliés.
Fijn, zeg maar wat ik moet doen.
Zeg maar wanneer.
Zeg maar wat er moet gebeuren.
Zeg maar wanneer we in Texas zijn.
Zeg maar dat je 't niet wist, leugenaar!
Dus zeg maar wat je zag.
Ham, zeg maar Fletch.
Zeg maar dat ik gek ben,
Zeg maar Herb, jongen.
Zeg maar wanneer.
Zeg maar dat je me veracht.
Zeg maar Haley Joel.
Zeg maar dat het mijn schuld is.
Ik ben klaar, zeg maar wanneer.