Voorbeelden van het gebruik van Vraagt het in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ja wel, ze vraagt het elke dag!
Maar je praat met mij, en je vraagt het aan hem.
Je vraagt het vandaag aan en dezelfde dag nog wordt het overgemaakt.
Je vraagt het me elke keer.
Hilkía gaat naar de profetes Hulda en vraagt het aan haar.
En wie vraagt het?
Je vraagt het onmogelijke.
John vraagt het je als vriend.
Je vraagt het onmogelijke.
Ze vraagt het maar één keer.
Ze vraagt het me elke dag.
Hij vraagt het soms.
Jezus vraagt het drie keer.
Je vraagt het alsof ik het antwoord zou weten?
Wie vraagt het?
Hoeveel tijd vraagt het om zich over te geven aan Krishna?
Iedereen vraagt het.
Jouw president vraagt het je.
Je vraagt het gewoon.
Wie vraagt het je dan?