SCHON - vertaling in Nederlands

• al
• wel
• reeds
• nou
• nu
• eerder
• er
• ooit
• alweer
• het is
• heb

Voorbeelden van het gebruik van Schon in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Pete, schon gut.
Pete, het is in orde.

Denn wer will schon jemanden, der lacht wie eine Hyäne.
Want wie wil er nu iemand die lacht als een hyena.

Aber was ist schon eine schöne Frau?
Maar wat is nou een mooie vrouw?

Ich dachte, dass er schon bei deiner Geburt gestorben ist?
Ik dacht dat hij reeds dood is sinds je geboorte?

Hab' ich schon, Partner.
Ik was je al voor, partner.

Nein, nein, das geht schon.
Nee, het gaat wel.

Wer bringt schon eine Mordwaffe zurück? Überrascht dich das?
Wie brengt er een moordwapen terug? Verbaast dat je?

Ich sagte schon, da ist nichts zu machen!
Ik heb u gezegd er is niets aan te doen!

Schon gut, Flossie.
Het is in orde, Flossie.

Jemanden, mit dem wir schon zu tun hatten. Nein.
Iemand met wie we eerder te maken hebben gehad. Nee.

Du hörst dich schon an wie meine Frau.
Nu klink je als mijn vrouw.

Was weißt du schon, du Sau?
Wat weet jij nou, dom varken?

Wie lange sind Sie schon Dr. Jacobs' Patientin?
Hoe lang ben je reeds Dr. Jacobs patiënt?

Womöglich hat er ihn schon.
Hij kan hem al hebben.

Ihm wird schon was einfallen.
Hij verzint wel iets.

Robin, hast du schon etwas in Japan verkauft?
Robin, heb jij ooit iets verkocht in Japan?

Gloria, schon gut.
Gloria, het is in orde.

Ich sah schon Profis, die sich schlechter anstellten.
Ik heb professionals het slechter zien doen.

Dieser Geländewagen war schon den ganzen Tag da.
Die SUV staat er de hele dag al.

Ich habe schon Pferde zugeritten.
Ik heb eerder paarden getemd.