FALSCH - vertaling in Nederlands

• verkeerd
• fout
• mis
• onjuist
• goed
• nep
• slecht
• onwaar
• ongelijk
• ernaast
• vergissing
• vals

Voorbeelden van het gebruik van Falsch in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Es war falsch, was ich sagte.
Het was niet goed wat ik zei.

Was ist falsch daran, da zu bleiben, wo wir sind?
Is er iets mis met blijven waar we zijn?

Sieht das falsch für Sie aus?
Ziet dat er vals uit voor jou?

Er war falsch informiert.
Hij was onjuist geïnformeerd.

Du hast sie falsch gesagt.
Je zei het verkeerd.

Und ich habe nichts falsch gemacht, McGee.
En ik heb niets fout gedaan, McGee.

Würde ich das wissen. Falls er jemanden falsch behandelt hätte.
Als hij iemand slecht zou hebben behandeld, zou ik dat weten.

Die Waffen sind also falsch, aber das Geld ist echt?
Dus de wapens zijn nep, maar het geld is echt?

Falsch, wahr.
Onwaar, waar.

Der wahre Kapitän Jackson! Falsch, Frosch!
Mis, kikker. De echte kapitein Jackson!

Das war falsch und unfair, und das tut mir leid.
Het was niet goed en het was niet eerlijk en het spijt me dat ik het deed.

aber die war falsch.
maar die was vals.

Es scheint, als ob meine erste Prognose falsch war.
Mijn aanvankelijke prognose bleek onjuist te zijn.

Nein, nein, nein, nein, du verstehst das falsch.
Nee, je begrijpt me verkeerd.

Ob es richtig oder falsch ist.
Het maakt me niet meer uit wat goed of fout is.

Entfernung vom Auge zum Gegenstand falsch eingestellt.
Oog slecht ingesteld op de afstand tot het voorwerp.

Wahr, falsch, wie in einem Schachspiel.
Waar, onwaar net als in een schaakpartij.

Nein, nein.- Was ist falsch an diesem Bild?
Wat is er mis met dit plaatje? Nee, nee?

So falsch wie deine blöden Augenbrauen.
Je bent net zo nep als die stomme wenkbrauwen.

das Alibi des Mannes ist falsch.
het alibi van de man is vals.