Voorbeelden van het gebruik van De schuld in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik geef je ook niet de schuld.
Hij geeft zichzelf de schuld.
Er krijgt nog niemand de schuld, schat.
Ze geeft mij de schuld.
Wees duidelijk, maar niet de schuld.
Geef mijn paard niet de schuld!
Ik geef je niet echt de schuld, Liz.
Niemand geeft jou de schuld.
Dat is niet alleen de schuld van hun politieke elite.
We blijven elkaar de schuld geven van 't verleden.
Ik heb de schuld van een 50-jarige opgebouwd.
Geef niet alle blanken de schuld van Apartheid!
en ze geeft ons de schuld.
Geef hen niet de schuld.
ik zit zo in de schuld.
Geef jezelf niet de schuld.
is ons de schuld geven.
Niet zelden denken ze dat ze zelf de schuld zijn van het geweld.